Methodiek
We hebben het methodiekboek samengevat in een beknopte versie om een idee te kunnen geven van onze werkwijze. Deze kan je via de knop hieronder raadplegen.
1.3. Educatietheorie
Deze verschillende visies op leren en kennis resulteren in vier grote families van educatietheorieën: didactisch verklarend, stimulus-respons, ontdekkend leren en constructivisme. BAMM vertrekt van de constructiepool (leren) en de interne pool (kennis); onze methodiek is dus gebaseerd op het constructivisme. Wij zijn ervan overtuigd – en zien dat ook dagelijks in onze praktijk – dat leren een actief proces is, waarbij iedereen een eigen instappunt heeft, een eigen manier van leren hanteert en tot eigen interpretaties komt. Het blijkt ook uit onderzoek dat betekenissen die persoonlijk relevant zijn, dus op een of andere manier aanknopen bij en voortbouwen op wat iemand al kent en kan, echt blijven hangen – en dat willen we natuurlijk bereiken met onze kunst- en erfgoededucatie.Bij de didactisch verklarende benadering en het ontdekkend leren werk je toe naar het leren van de ‘waarheid’: die ene uitleg, toepassing, uitkomst. Het kan natuurlijk dat die uitleg een persoonlijke snaar raakt, maar de kans is veel kleiner dan bij het constructivisme, waar je op zoek gaat naar diverse inhoudelijke aanknopingspunten en samen tot relevante betekenissen komt. Bij het interpreteren van kunst en erfgoed zijn er zoveel invalshoeken die aanleiding geven tot inzichten.2
Een belangrijke kritiek op het constructivisme is dat het over niets meer zou mogen gaan en dat het vrijblijvend zou zijn. Maar constructivisme wil niet zeggen dat je alle inhoud loslaat, integendeel. Je beperkt je niet tot één uitleg, maar gaat net op zoek naar diverse inhoudelijke bouwstenen, waarbij je de deelnemers aanmoedigt om kritisch te denken, iets van alle kanten te bekijken, en zich er bewust van te zijn dat de context interpretaties beïnvloedt. Niet om het even wat is goed, het is de bedoeling om tot zo rijk mogelijke betekenissen te komen. Ook bij het ontdekken van beeldende, muzikale, performatieve, audiovisuele … technieken, het maken van een tentoonstelling, het ontwikkelen van een project, het begeleiden van een groep van onze kunstjeugdbeweging … stimuleren we onze deelnemers/participanten/vrijwilligers niet tot één ‘juiste’ uitkomst, maar om met verschillende bouwstenen aan de slag te gaan en tot een persoonlijk, rijk resultaat te komen.
Dat is ook het grote verschil tussen constructivisme en ontdekkend leren. De visie op leren is in beide educatietheorieën gelijk, maar bij ontdekkend leren probeer je het zo in te kleden dat het actieve en persoonlijke leerproces uitmondt in één vooraf vastgelegde uitkomst. Die ene interpretatie van een kunstwerk, die ene manier om theater te spelen, dat ene type van activiteit voor de kunstjeugdbeweging. Het aanpassen van een historisch kostuum zal binnen ontdekkend leren bijvoorbeeld zo worden omkaderd dat de deelnemer nadenkt over de beperking van de bewegingsvrijheid van de drager. Binnen het constructivisme zal de deelnemer gestimuleerd worden om de ervaring op verschillende manieren te bekijken, waarbij diverse uitkomsten mogelijk zijn: kon je deze kleding alleen aan- en uittrekken of had je hulp nodig, moesten deuropeningen en stoelen niet worden aangepast (bv. bij een hoepelrok), wat is de aard van het materiaal en van de versiering, hoe moest je dit onderhouden, wie was de maker, wie was de drager, hoeveel kostte dit, hoeveel had je ervan in je garderobe, bij welke gelegenheden werd dit gedragen, zou je zoiets zelf willen dragen, zien we hier nog invloeden van terug in de mode vandaag, waarom zou dit kledingstuk op die manier ontworpen zijn, wat zegt dit kledingstuk over het beeld van de man/vrouw in die tijd, roept het herinneringen op aan boeken, films, series, verkleedpartijen als kind etc. Dit zijn allemaal valabele pistes die naargelang de interesses van de deelnemers kunnen worden aangeboden en/of verder worden uitgediept. Iedere piste of combinatie van pistes kan tot interessante inzichten leiden die een persoonlijke betekenis hebben voor de deelnemers en die tegelijk hun kennis uitbreiden rond het topic dat je wilde bespreken. Het is niet die ene uitkomst, maar het is ook geen vrijblijvend ‘meninkje’.
Om die resultaten te halen, stelt het constructivisme dat je de deelnemer moet ondersteunen in zijn/haar leerproces, dat actief en persoonlijk is. Dat staat dus in schril contrast tot het klassieke doceren van de didactisch verklarende benadering, wat niet uitsluit dat een uiteenzetting of een demonstratie een interessante aanpak kan zijn. Maar dan niet als enige manier van leren, wel als een optie of onderdeel: wie kiest voor het constructivisme vertrekt van verschillende achtergronden en houdt rekening met verschillende manieren van leren. Het eerste punt houdt in dat je oog hebt voor de bagage die mensen meebrengen, voor hun interesses en voor aanknopingspunten. Het tweede punt houdt in dat je een omgeving creëert waarin iedereen op een gepaste manier uitgedaagd en gestimuleerd wordt om te leren: een omgeving waarin deelnemers kunnen ervaren, manipuleren, experimenteren, theoretiseren, verifiëren, concluderen, denken, doen en voelen, en zo hun eigen leren vormgeven. We hebben allemaal onze persoonlijke voorkeuren in leren, en om daar meer vat op te krijgen, gebruikt BAMM de leerstijltheorie van David Kolb.
Lees verder
2. Het ervaringsleren